Gemeente Amsterdam

Content

In 1882 kocht de gemeente Amsterdam het 6 ha grote terrein van Frankendael voor fl. 70.000,-. Direct daarna werd het terrein bestemd tot Gemeente Handelskwekerij. Frankendael moest als boomkwekerij voor de parken van de stad gaan dienen. Tevens wilde de gemeente de school opnieuw een kans geven. Hierbij werden verschillende kleine aanpassingen in het programma aangebracht, waarmee enkele punten uit het ambitieuze plan van 1881 werden uitgevoerd. Het internaat werd losgekoppeld van de school en kwam in 1884 in de buurt van Frankendael te staan. De cursusduur bleef drie jaar, met de mogelijkheid om na het eindexamen extra vakken te volgen.
Veel geluk was de school niet beschoren. In 1894 brandde zij af, waarna al snel een faillietverklaring volgde.

Tussen 1894 en 1958 woonden de opeenvolgende directeuren van de afdeling Beplantingen van de gemeente Amsterdam in het hoofdgebouw van Frankendael. In 1905 is het huis gerestaureerd. De hoofdingang van de kwekerij lag niet bij het huis, maar meer richting de stad. De voormalige toegangslaan werd vanaf 1905 gebruikt voor de opslag van wagens en sloopmateriaal uit de stad. De beelden van het negerkopje dat voor het huis staat en de Koning David aan de achterzijde zijn daar restanten van.
Frankendael bleef ondertussen open voor het publiek. De eerste directeur deelde zelfs honderden wandelkaarten uit aan bezoekers. Vreemd genoeg is op dit moment geen van deze kaarten meer te vinden. Bij mooi weer kwamen hele gezinnen picknicken op het terrein van de kwekerij. Voor de medewerkers van de kwekerij was dat niet altijd even leuk: men liet veel troep slingeren en regelmatig werd men door het publiek van het werk gehouden. Dit kostte uiteindelijk zoveel tijd, dat in 1921 werd besloten de bezoeken aan Frankendael te reguleren en geen wandelkaarten meer uit te delen.

Frankendael tot 1958

Het spreekt voor zich dat de inrichting van Frankendael als Stadskwekerij de nodige gevolgen voor de nog resterende tuinaanleg had. De wegen van de kwekerij zorgen voor een versnippering van de voormailge landschappelijke aanleg. Gedurende de 20ste eeuw is de landschappelijke aanleg steeds verder richting de vijveroevers teruggedrongen. De beplanting op en rond het eiland werd aangepast aan de nieuwe mode: de populieren op het eiland werden gekapt en de beplanting maakte plaats voor een siertuin met heide en vaste planten. De kluizenaarshut was toen al lang een ruïne. Sinds de overgang van pleziertuin naar school in 1866 was de hut in vervallen toestand geraakt.
Op dit moment bestaat de beplanting van het eiland uit verschillende sierbomen, waarvan niet duidelijk is wanneer zij zijn geplant. De beplanting rond de vijvers kenmerkt zich door een grote verscheidenheid aan soorten; duidelijk een overblijfsel van de gecombineerde functie van kwekerij en educatieve tuin, zoals deze zich vanaf 1927 heeft ontwikkeld (er werden rondleidingen gegeven aan groepen, zowel schoolkinderen als volwassenen).
In de jaren twintig lagen achter het huis verschillende plantvakken met ronde vormen rondom een groot cirkel- of ovaalvormig grasveld.
Mogelijk is deze aanleg rond 1927 gewijzigd. In de jaren voor de crisis van 1929 veranderde er veel op de kwekerij: in 1927 werd besloten tot de bouw van een kassencomplex in de buurt van de hoofdingang van de kwekerij; ten zuiden van de tuin werd in 1927 een openluchttheater gemaakt; en de directeur van de afdeling beplantingen diende in 1928 een verzoek in om na een onderbreking van zeven jaar weer publiek op de kwekerij toe te laten. Wellicht heeft de toenmalige directeur beplantingen, de heer J. Koning, toen ook de achtertuin laten herinrichten in de modernistische aanleg waarvan de grote lijnen nu nog goed zichtbaar zijn. De eerste kaart waar deze aanleg op is aangegeven dateert uit de periode 1938-1941.
De herkomst van de twee grote standbeelden op het voorplein is niet bekend. De twee beelden stellen de Zomer en de Herfst voor. Oorspronkelijk waren dergelijke beelden-groepen compleet, hetgeen betekent dat er vier beelden moeten zijn geweest.

Na het crisisjaar 1929 stond het voortbestaan van de stadskwekerij op Frankendael op de tocht. De overheid had besloten de noodlijdende particuliere kwekers financiële bijstand te verlenen. Het gevolg was, dat zij veel goedkoper konden werken dan de niet gesubsidiëerde gemeentekwekerijen. In een stuk dd 3 april 1936 wordt aan deze mogelijke sluiting gerefereerd. Uit dit stuk is tevens iets meer informatie te halen omtrent het gebruik van Frankendael:
Frankendaal is groot 9,2 ha. Hiervan is 0,6 ha openbaar plantsoen, 3 ha wordt ingenomen door woonhuis, bosch en openluchttheater, terwijl 5,6 ha als kwekerij gebruikt wordt.

Bekijk de plattegrond

In 1940 werden de fundamenten van het huis gestut, om verdere verzakking van het gebouw te voorkomen. In de Tweede Wereldoorlog diende Frankendael als kweektuin voor de Stedelijke Voedselvoorziening en als distributiecentrum voor kachelhout. Men kreeg bonnen voor hout, dat men op een bepaalde dag op moest halen. Tegen het einde van de oorlog werd hout zeer schaars, met als gevolg dat men zelf bomen uit parken en straten ging kappen. Ook Frankendael ontkwam hier niet aan. Mensen kwamen hout stelen dat voor distributie was klaargelegd, soms werden zij ook betrapt bij het omzagen van een boom. Vooral in de winter van 1944/45 werden veel mensen opgepakt door de bewakingsdienst. In maart 1945 bleken veel houten gebouwen van Frankendael door de bevolking te zijn gesloopt:

[dat] enkele oude schaftlokalen al door het publiek zijn gesloopt en dat verder geen objecten meer aanwezig zijn, die gesloopt zouden worden om ter beschikking van de meest noodlijdenden gesteld te worden.

In april 1945 stelde Staatsbosbeheer 2500 ton brandhout beschikbaar, te kappen van de landgoederen in ´s Graveland.
Direct na de oorlog kreeg Frankendael te maken met andere problemen. Om het bomenbestand in de stad snel aan te kunnen vullen, had men behoefte aan veel en vooral grote laanbomen. Frankendael kon deze niet leveren en de kwekerij was te klein om grotere laanbomen te kunnen kweken. Een verzoek tot uitbreiding van het terrein volgde dan ook vrij snel na de oorlog. In 1951 verloor Frankendael terrein aan de voorzijde, vanwege de verbreding van de Middenweg. Bij deze gelegenheid werd de houten toegangspoort gerestaureerd.
Halverwege de jaren vijftig werd de kwekerij echter alweer in haar voortbestaan bedreigd. In 1955 onderzocht men de mogelijkheden om Frankendael als representatieve ruimte voor de gemeente Amsterdam in te richten. Uiteindelijk ging dat niet door vanwege de hoeveelheid aanpassingen aan het gebouw die daarvoor nodig waren. Nadat de heer Koning per 1 januari 1956 was afgetreden en niet meer in het huis woonde, werden plannen besproken om de stadskwekerij te verplaatsen, zodat op zijn beurt de Hortus Botanicus naar Frankendael kon worden verplaatst. Ook dit plan ging niet door.
Uiteindelijk werd ervoor gekozen Frankendael voor bewoning beschikbaar te maken, en het pand te verhuren.

Bekijk de foto's (1999)